Ontkenning en gerechtelijke vaststelling van vaderschap: bewijs, medewerking en het belang van het kind
In een uitspraak uit 2024 van de rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2024:23562) werd het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van juridische vader toegewezen omdat hij niet de biologische vader kan zijn. Het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de vermeende vader werd afgewezen wegens gebrek aan bewijs en omdat de man weigert mee te werken aan DNA-onderzoek. De zaak illustreert hoe de rechter omgaat met situaties waarin juridische- en biologische situatie uiteenlopen.
Juridisch vaderschap ontkend: geen instemming met de verwekking
De rechtbank achtte aannemelijk dat de juridische vader niet de biologische vader was. Er waren bovendien geen aanwijzingen dat hij had ingestemd met de verwekking van het kind, bijvoorbeeld via een (al dan niet medische) kunstmatige bevruchting. Daarmee was voldaan aan de voorwaarden voor ontkenning van het juridisch vaderschap. Het verzoek werd toegewezen.
Gerechtelijke vaststelling afgewezen: gebrek aan bewijs en medewerking
Het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van vaderschap van een andere man werd afgewezen. De vermeende biologische vader werkte niet mee aan een DNA-onderzoek, en objectief bewijs voor het biologische vaderschap ontbrak. Hierdoor kon de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat hij de verwekker was. Onder deze omstandigheden was gerechtelijke vaststelling van het vaderschap niet mogelijk.
Belangenafweging: geen juridische én biologische vader
De combinatie van beslissingen leidde ertoe dat het kind na toewijzing van de ontkenning geen juridische vader meer had, terwijl de vermeende biologische vader niet werd vastgesteld.
Juridische aandachtspunten voor de praktijk
Deze uitspraak maakt duidelijk dat zowel ontkenning als vaststelling van vaderschap juridisch complex is. Ontbreekt medewerking aan DNA-onderzoek, dan zijn de mogelijkheden voor gerechtelijke vaststelling beperkt. Ook laat de uitspraak zien dat een mismatch tussen biologische en juridische werkelijkheid niet altijd kan worden gecorrigeerd als het bewijs daartoe ontbreekt.